Berenloop 2018

Berenloop 2018


Na de zomer van 2018 was het duidelijk: Yvo en ik gingen wederom de marathon op Terschelling lopen, de voorbereiding kon beginnen. Het trainingsprogramma werd, net als vorig jaar, door hardlooptrainer André opgesteld. Een aantal wedstrijden werd ingepland als meetmomenten: de Midzomer marathon Apeldoorn, de bridge to bridge Freedomtrail en de halve marathon op de Hoge Veluwe. Hoewel vriend Yvo vorig jaar meteen na de finish van de tocht de woorden “Dit doe ik nooit meer” had uitgesproken had iets in hem blijkbaar toch, net zoals ik, dat hardloopdoel nodig. De stip stond weer op de horizon.


Dit jaar was de voorbereiding anders. Hoewel in 2017 de voorbereidingstijd veel korter was wisten we wat ons te doen stond. Uren en uren investeren in het maken van duurloop kilometers. Vorig jaar waren alle afstanden boven de 20 kilometer nieuw voor ons. Nu waren de routes bekend, we wisten welke gelletjes wel en niet lekker waren, en het draaiboek van de grote dag was vorig jaar al geschreven. We hielden elkaar via whatsapp op de hoogte: 




Op 4 november stapten we op een donkere vroege zondagmorgen in de auto, nu echter met één man meer. Onze vriend Remco ging, voor mentale ondersteuning en voor het feestje na het hardlopen met ons mee. Blijkbaar waren onze verhalen na vorig jaar zó sterk dat deze nodig geverifieerd dienden te worden. Omdat Remco de taak kreeg ons verblijf in orde te maken terwijl 
wij aan het hardlopen waren was hij tijdens het gehele Berenloopweekend: Sherpa Remco.


De heenreis naar Harlingen verliep voorspoedig. Voorin de autowerd gesproken over hardloopkleding, de tussentijden van vorig jaar en opkomende pijntjes die wellicht een blessure konden worden, terwijl we vanaf de achterbank af en toe voor gek werden verklaard. Na zo’n uur en drie kwartier kwamen we aan bij de parkeerplaats waar het druk was. Zo druk dat we alle drie meteen aanvoelde dat we de boot van 8:45 uur zouden gaan missen. Na een kleine wandeling, omdat we ook de transferbus misten, zagen we inderdaad de boot voor onze neus vertrekken. Helaas.

Een klein half uur later klonk alsnog ‘onze’ scheepshoorn en zette de veerboot koers richting Terschelling. Net als vorig jaar zat de boot vol met hardlopers en hun sherpa’s. Wederom werden er tijden en afstanden besproken terwijl men zich te goed deed aan boterhammen, bananen en snelle-Jelles. Een Friese schone waarmee we vorige jaar kennis hadden gemaakt kwam nog even informeren naar onze voornemens voor dit jaar en bracht verslag uit van haar halve marathon van vorig jaar. Dit jaar geen regenboog boven de Brandaris, maar optrekkende mist waardoor duidelijk was dat het een prachtige dag zou worden



Op onze gehuurde fietsen reden we door de gezellige nauwe straatjes van West-Terschelling naar de sporthal waar we onze hardloop-outfits aantrokken. Dit jaar was het makkelijk: korte broek en t-shirt. Buienradar was zó positief dat er geen reden was aan de voorspelde vooruitzichten te twijfelen. Dit jaar wel meer gelletjes mee; vier in de startnummerband en twee in de achterzak van de korte broek. Terugkijkend op de hongerklop vorig jaar tussen kilometer 30 en kilometer 38 leek het beter om meer te eten onderweg. We parkeerden onze fietsen en liepen gezamenlijk naar het bagagepunt, terwijl onze Sherpa zijn ogen uitkeek naar wat er allemaal met een hardloopwedstrijd gemoeid gaat. Bij de start maakten we nog een foto.


Daar stonden we weer. Op de rode loper in de Torenstraat. Ik keek omhoog naar de met blauwe lucht omgeven, en met felgekleurde vlaggetjes versierde, Brandaris en dacht aan ditzelfde moment precies één jaar geleden. De reden waarom ik dit deed was onveranderd. Weer liep ik deze tocht ter nagedachtenis aan mijn vader. Dit was, vanuit herinneringen uit mijn kinderjaren, het eiland van mijn vader. Het eiland waar ik als kleine jongen uren achterop de bagagedrager zat onderweg naar de Boschplaat. Om op de terugweg met mijn hoofd onder de jas van mijn vader tegen zijn warme rug aan in slaap te vallen. Het eiland waar we op zondag naar munitie zochten die gevechtsvliegtuigen tijdens hun schietoefeningen diep in de rode lakens op de duinen hadden geschoten. Het eiland van spannende dingen doen. En nu dus weer. Of... nog steeds.


Daar ging het startschot, gevolgd door de lage bromtoon van de scheepshoorn. De spanning, die we in de maanden voor dit moment hadden opgebouwd mag eruit. Yvo en ik wensten elkaar succes en begaven ons naar de startstreep. Een paar meter vóór de streep stond onze Sherpa opgesteld met camera. Mooi dat deze bijzondere momenten worden vastgelegd. Na het indrukken van de startknop op mijn horloge neem ik langzaam maar zeker afstand van Yvo.

Het eerste stuk van de tocht voert het gekleurde lint van hardlopers door de nauwe straatjes van West-Terschelling. Van inhalen is nauwelijks sprake omdat daar geen ruimte voor is. Wanneer we langs de Dellewal komen wordt het straatprofiel breder en kan ik mijn eigen tempo lopen. 4:45 min/km dat is het doel. Maar alleen als dat makkelijk gaat. De eerste helft moet fluitend gaan, dat is het idee. Waar ik vorig jaar vooral bezig was met mijn kilometer-tijd probeer ik nu vooral te voelen hoe het gaat en minder bezig te zijn met het resultaat. Net als vorig jaar kom ik Peter Hulst tegen. We groeten elkaar en wensen elkaar succes. Ik hoop oprecht dat ik deze marathon ook zo vaak kan lopen als hij heeft gedaan, 16 keer maar liefst. Diep respect voor deze man. Hij zet me, zoals vorig jaar, op de gevoelige plaat en pakt zijn eigen tempo weer op. En ik het mijne.



In rap tempo volgen de kilometers elkaar op. Ik vind een groepje van vijf mensen dat ongeveer mijn tempo loopt. Gezamenlijk slijten we kilometers vijf t/m vijftien. Dat is het moment dat we richting natuurgebied de Boschplaat gaan. Na de drankpost aldaar zie ik mijn hartslag boven de 155 slagen per minuut komen. Ik zeg tegen mezelf: “snelheid minderen Paul, die hartslag mag nu nog niet omhoog.” Ik minder snelheid en zie de man in een felgekleurd oranje shirt voorop het groepje langzaam van mij weglopen, gevolgd door de rest. Jammer, maar ik loop dit jaar mijn eigen race. Na het keerpunt op de Boschplaat zie ik dat de hartslag weer onder de 155 zit, so far, so good. Ik neem mijn gelletjes om de 8 á 9 kilometer en kijk uit naar het volgende eetmoment op 25 kilometer. Hoewel mijn buik pijnlijk vol lijkt te zitten met koolhydraten blijf ik door eten omdat ik het vermoeden heb dat ik het verderop in de wedstrijd nodig zal hebben.


Na ongeveer 1:40:00 uur is daar het halverwege-punt. De ervaring leert dat het vanaf hier langzaam zwaarder wordt. Ik neem me voor wat gas erbij te doen en te proberen een zogenaamde negatieve split te lopen. Bij een negatieve split loop je de eerste helft langzamer dan de tweede helft. Bij een marathon is het ongebruikelijk... Toch voel ik dat het erin zit.

Naarmate het gevreesde 30 kilometer punt dichterbij komt worden de gedachtes negatiever. Af en toe popt een gedachte als “mijn knieholtes beginnen zeer te doen’’ of “mijn benen doen me zeer” in me op. Maar omdat ik wist dat dit moment zou komen had ik het antwoord klaar. Ik begin te denken aan al die trainingskilometers. Zo liep ik langs het Gardameer meerdere 20+ afstanden. Ook de lange trailruns over de Posbank gingen door mijn hoofd, waarbij de langste zelfs 32k was. In juni had ik 32 kilometer in 2:38:00 gelopen. Als ik me daar nu ook op zou richten dan zou ik 3:30:00 als eindtijd hebben. In september liep ik de fantastische bridge to bridge freedomtrail van 43 (!) kilometer. ‘Ik heb al die kilometers toch niet voor niets gemaakt?”

Wanneer de route richting het strand gaat volgt een langzame klim die de hardlopers tot over de duinen brengt. Dit is kilometer 32. Ik zat op 2:38:40. Slechts 40 seconden langzamer dan mijn trainingsronde van toen! Daar waar ik vorig jaar helemaal stuk zat geef gas bij. Ik voel me nu stukken beter dan vorig jaar en neem nog een hap vloeibaar eten. Dan gaan we de duinen over en voert de route over het omgeploegde zand. Ik haal wat mensen in. Een van de mannen die ik inhaal roept “dat ziet er nog soepel uit!” naar me. Ik reageer “Mmmmwah” en denk: “fijn dat het er wel soepel uitziet”. Dan kijk ik naar links, naar de duinen. 


Ineens herinner ik me de rouwkaart van mijn vader. Daarop stond een door hem gemaakte foto vanaf deze duinen richting zee. Op de foto stonden mijn moeder, mijn broer en ik, met op de achtergrond de zee. Deze hadden we gebruikt voor de kaart omdat fotografie een belangrijke hobby van mijn vader was, maar ook omdat wij als drie nabestaanden op grote afstand in beeld waren. Nu ik, in mijn gedachten, op precies dezelfde plek op het strand was stelde ik me voor dat mijn vader mij vanaf zijn camerastandpunt wederom in beeld had. Dat stelde me gerust. De gedachte gaf me energie. Een klein groepje publiek schreeuwde weer naar me dat het er soepel uitzag. Op de vraag of dat ook zo voelde moest ik lachend antwoorden met :”nou, nee!

 

Ik ging de duinen weer over en pakte, zoals gepland, een stuk banaan en vervolgde mijn weg richting het laatste stuk van de marathon: the longway. Dit stuk route loopt vals plat omhoog en loopt door een donker bos. Ook hier zat ik vorig jaar helemaal stuk. Het vast dus geen verrassing dat het ook dit jaar flink pijn ging doen op dit stuk. “Omarm de pijn” had ik me voorgenomen. Het leek zelfs te lukken! Ik gaf er niet aan toe, maar gebruikte het als stimulans harder te gaan lopen. Tevens wist ik dat dit stuk vooral heel lang lijkt, maar het niet is. Het is slechts 3 km tot de bebouwde kom van West-Terschelling. Daar staan weer mensen langs de kant een daar is muziek. ‘Het zijn er nog maar drie Paul, drie”

Ineens zag ik in de verte in het donkere bos een bekend postuur. Een hardloper die ik een paar uur geleden ook had gezien. Het was de man in het felle oranje shirt. Hij leek het zwaar te hebben, zijn tempo lag onder dat van mij. Ik liep op hem in. Ik kwam langszij. Het was hem inderdaad. Wat een boost! 15km na de start had ik deze man laten lopen en nu, bijna 25 kilometer verder, haalde ik hem weer in. Het gevoel dat alles aan deze race klopte overspoelde me. Ik had nauwelijks naar mijn snelheid en tijd gekeken. Ik heb geluisterd naar mijn lijf! Ik snelde de bebouwde kom in.

Bij de sporthal aan de rand van het dorp staat het bord van 41 km. Een grote opblaasbare beer, muziek en mensen, veel mensen. Hier had ik behoefte aan. Ik hoor de speaker mijn naam omroepen: “Uit Zevenaar, Paul van den Olden”. Ik steek mijn vinger boven mijn hoofd de lucht in en doe alsof ik dat ben. Ik loop langs de plek waar onze tassen liggen, tot zo. Ik loop langs diverse kroegen waar heel veel mensen staan, tot straks. Er staan zelfs mensen verkleed als beren, tot zo allemaal. Ik maak met mijn armen een wild gebaar dat duidt op: moedig mij aan! Een luid geschreeuw klinkt vanaf de kant. Heerlijk dit. 





De laatste bocht rechtsaf de Torenstraat in. De rode loper, daar is ie weer. Langs de kant staat onze Sherpa Remco weer te fotograferen. Ik kijk en lach, dat gaat eigenlijk nog vrij gemakkelijk. Fijn. Ik kijk naar de Brandaris. Ik kijk langs de Brandaris omhoog naar de blauwe lucht:

Pa, deze is wederom voor jou!

Reacties

Populaire posts van deze blog

Mijn eerste Marathon